Verleden tijd van varen

Enkelvoud

  • ik
  • jij
  • je
  • u
  • zij
  • ze
  • hij

voer

Meervoud

  • wij
  • we
  • zij
  • ze
  • jullie

voeren

Voltooid deelwoord

  • hebben
  • zijn

gevaren

Enkelvoud

  • ik
  • jij
  • je
  • u
  • zij
  • ze
  • hij

vaarde

Meervoud

  • wij
  • we
  • zij
  • ze
  • jullie

vaarden

Voltooid deelwoord

  • hebben
  • zijn

gevaren